7.4 Andere levensverbintenissen

Ord. 5-4 is uiterst beknopt als het gaat om andere levensverbintenissen dan een huwelijk in de zin van ord. 5-3: ‘De kerkenraad kan — na beraad in de gemeente — besluiten dat ook andere levensverbintenissen van twee personen als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht kunnen worden gezegend.’ Wie de geschiedenis van de kerkordelijke totstandkoming van de Protestantse Kerk in Nederland kent, weet dat hier één van de moeilijkste vraagstukken op die weg aan de orde was. Een deel van de kerk deed er alles aan om de kerkelijke gelijkwaardigheid van een ‘gewoon’ huwelijk en bijvoorbeeld een huwelijk van twee homoseksuele gemeenteleden of een geregistreerd partnerschap in de zin van boek 1:80a BW e.v. in de kerkorde tot uitdrukking te brengen. Een ander deel van de kerk kon dat voor het eigen geweten niet verantwoorden en wilde zich kerkordelijk beperken tot het klassieke huwelijk, waarbij velen ook graag een artikel over het huwelijk als ‘instelling Gods’ in de eigenlijke kerkorde hadden gezien.

|197|

Het heeft er uiteindelijk toe geleid dat die laatste wens niet werd gehonoreerd, maar dat anderzijds op verschillende punten sprake is van een niet geheel gelijke kerkordelijke positie van een huwelijk van man en vrouw en een ‘andere levensverbintenis’. Wel wordt in beide gevallen gesproken van ‘een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht’!

Waar zitten de verschillen? Allereerst valt op dat ord. 5-4 verwijst naar de noodzaak van beraad in de gemeente, zoals nader aan de orde in ord. 4-8-7. Een kerkenraad kan op dit punt geen koerswijziging — in welke richting dan ook — doorvoeren zonder zulk beraad. Voorts wordt hier niet van ‘inzegenen’ gesproken, maar van ‘zegenen’. Ten aanzien van het huwelijk werd bij de vaststelling van de kerkorde bewust vastgehouden aan de term ‘inzegenen’: de synode wilde niet door hier een ander woord in te voeren de suggestie wekken dat de waardering van het huwelijk zou zijn veranderd. Het woord ‘inzegenen’ heeft wellicht een wat meer ‘institutionele’ klank dan ‘zegenen’: het roept iets meer op van het huwelijk als een instelling met oude papieren in onze samenleving. ‘Zegenen’ is misschien wat opener en wat speelser. Vergelijk de ‘zegenvieringen’ die in ord. 5-1-2 genoemd worden.

Het derde verschil tussen ord. 5-3 en 5-4 is het meest ingrijpend. Uiteindelijk is er niet voor gekozen datgene wat in ord. 5-3-2 t/m 8 gesteld is, op overeenkomstige wijze te laten gelden voor andere levensverbintenissen. In die zin liggen hier voor een kerkenraad en het betrokken paar geen verplichtingen en moet men zijn eigen weg vinden. Het ligt voor de hand zich in veel opzichten toch wel te oriënteren op wat over de trouwdienst is gezegd, bijvoorbeeld als het gaat om termijnen, om afkondiging in de gemeente of om de keuze van een predikant. Maar het hoeft niet pertinent. Zo zou bijvoorbeeld — als tenminste de plaatselijke regeling naar ord. 4-8-7 dat niet uitsluit — een kerkenraad formeel kunnen instemmen met de zegening van een andere levensverbintenis in haar midden zonder de eigen kerkenraad van (één van) de partners daarover in te lichten. Men kan zich afvragen of dat kerkelijk correct zou mogen heten. Als men daarvoor in arren moede toch maar kiest omdat men in het andere geval alleen maar veel problemen zou verwachten, dan zou het wellicht de voorkeur verdienen als de betrokkenen zich door toepassing van ord. 2-5-3 (‘perforatie’) ruim tevoren laten inschrijven bij een andere gemeente.

In de generale regeling ledenregistratie is aan de gewetensbezwaren van een deel van de kerk tegemoetgekomen, doordat de verplichting een kerkelijke zegening van een andere levensverbintenis te registreren is beperkt tot die gemeenten waar van de in ord. 5-4 geboden mogelijkheid gebruik is gemaakt. Zou een paar dat een dergelijke zegening heeft ontvangen, dus lid willen worden van een gemeente die de mogelijkheid van zegening zelf niet kent, dan blijft de hun gegeven zegening uitsluitend vermeld in de landelijke registratie. Zou een paar dat een dergelijke zegening heeft ontvangen dus lid zijn van een gemeente die de mogelijkheid van zegening zelf niet kent, dan wordt de hun gegeven zegening niet in het

|198|

ledenregister en daarmee in de landelijke registratie opgenomen. Er zal dan dus hooguit sprake zijn van vermelding in het trouwboek van de gemeente waar de zegening plaatsvond.