|139|

5.5.2 Bedieningen

Bij ‘bedieningen’ gaat het om dezelfde taken en om dezelfde personen die aan dezelfde voorwaarden moeten voldoen. Men wordt in de bediening ingeleid om in de dienst werkzaam te kunnen zijn! Er zijn slechts enkele — zij het niet onbelangrijke — verschillen.
- In een bediening kunnen slechts worden gesteld zij die belijdend lid van de kerk zijn, de benoeming in een dienst is ook mogelijk voor doopleden van de kerk.
- Bij een bediening wordt men ingeleid in een kerkdienst.
- In deze kerkdienst wordt een belofte afgelegd, waarin men verklaart bereid te zijn te getuigen van het heil in Christus Jezus en te blijven in de weg van het belijden van de kerk, ijverig en getrouw de arbeid te verrichten en zich aan de kerkelijke regels te zullen onderwerpen.
- Al staat dat niet uitdrukkelijk voorgeschreven in ord. 3-12 ligt het voor de hand dat in deze dienst tevens de belofte van geheimhouding wordt afgelegd. In de orde voor de inleiding in een bediening is een dergelijke belofte opgenomen.
- Wie in de bediening is gesteld, ontvangt werkbegeleiding door een mentor. Als men op arbeidsovereenkomst is aangesteld, zorgt de kleine synode voor deze begeleiding. Als een kerkenraad een vrijwilliger als kerkmusicus in de bediening heeft gesteld, moet de kerkenraad zelf voor werkbegeleiding zorgen. De kerkelijk werker is verplicht deze werkbegeleiding te aanvaarden en moet dat zelfs vooraf uitdrukkelijk verklaren (G.R. kerkelijk werkers, art. 5-5).
- In bijzondere situaties kan een preekconsent worden verleend (zie § 5.5.4).
- Een kerkelijk werker in het pastoraat, die in de bediening is gesteld, kan worden uitgenodigd aan de bijeenkomsten van de werkgemeenschappen van predikanten deel te nemen (G.R.. kerkelijk werkers, art. 7-3).