|120|

5.1.1 De verkiezingsregeling

De verkiezingsregeling maakt onderdeel uit van de plaatselijke regeling (zie § 6.2.1) en wordt vastgesteld door de kerkenraad. Vooraf wordt de gemeente daarin gekend en daarover gehoord (ord. 4-7-2).

In de verkiezingsregeling moeten in elk geval onderstaande zaken worden vastgelegd:
- er moet worden bepaald in welke maand de verkiezing van ouderlingen en diakenen wordt gehouden (ord. 3-7-6);
- er moet worden vastgelegd welke stemprocedure wordt gevolgd. Het ligt voor de hand te bepalen dat in een vergadering van stemgerechtigde gemeenteleden het bepaalde in ord. 4-5-2 en 3 van toepassing is. Daarmee wordt vastgelegd dat bij het nemen van besluiten over zaken en over personen de procedure die voor de kerkelijke lichamen geldt, wordt gevolgd (zie § 6.1.4). De kerkorde sluit de mogelijkheid om ter plaatse een andere regeling te treffen echter niet uit.

Er kunnen in de verkiezingsregeling ook andere zaken worden geregeld.
- De kerkorde gaat uit van een jaarlijkse verkiezing van ouderlingen en diakenen, waarbij telkens een kwart van hen aftreedt. Het is echter niet uitgesloten te bepalen dat de verkiezing eenmaal in de twee jaar plaatsvindt, waarbij telkens de helft aftreedt.
- In elk geval zijn de belijdende leden die in het register van de gemeente staan ingeschreven, stemgerechtigd. Daarnaast kan de kerkenraad in de verkiezingsregeling bepalen dat ook doopleden van 18 jaar en ouder (ord. 3-2-3) stemrecht hebben. Wie stemgerechtigd is, kan ook tot ambtsdrager gekozen worden, want in de kerkorde zijn actief en passief kiesrecht aan elkaar verbonden. Als men deze regeling wil treffen, moet eerst de gemeente worden geraadpleegd.
- In de verkiezingsregeling kan worden opgenomen dat gastleden actief en passief kiesrecht hebben (G.R. gastlidmaatschap, art. 6-4).
- Men kan er de wijze van verkiezen in vastleggen, waarbij te denken valt aan de mogelijkheid van stembusverkiezing. In dat geval is het gewenst ook te regelen op welke wijze erop wordt toegezien dat alleen door stemgerechtigde leden een stem wordt uitgebracht.
- In de verkiezingsregeling kan de mogelijkheid van stemmen bij volmacht worden opgenomen. Daaraan is verbonden de beperking dat men ten hoogste voor twee andere gemeenteleden een stem kan uitbrengen (ord. 3-2-4).
- Als de gemeente meer dan 200 stemgerechtigde leden telt, kan in de verkiezingsregeling worden bepaald dat de verkiezing van de predikanten niet plaatsvindt in een vergadering van stemgerechtigde gemeenteleden, maar geschiedt door de kerkenraad (ord. 3-4-7). In de Nederlandse Hervormde Kerk was dat in grotere gemeenten de gebruikelijke gang van zaken. In de Protestantse Kerk

|121|

in Nederland is voor het opnemen van deze uitzonderingsregel echter wel de toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering nodig. Dat zal daarbij moeten beoordelen of de wens om de verkiezing van de predikanten over te laten aan de kerkenraad in het belang van de gemeente is. Alleen als dat het geval is, kan worden afgeweken van het uitgangspunt dat de gemeente zelf bij de verkiezing van haar ambtsdragers betrokken is.
- Als in een wijkgemeente voor deze mogelijkheid van ord. 3-4-7 wordt gekozen, geschiedt de kandidaatstelling door de algemene kerkenraad en de wijk-kerkenraad tezamen en wordt de predikant vervolgens door de wijkkerken-raad verkozen en beroepen. Het getal van 200 stemgerechtigde leden heeft in dit geval betrekking op de wijkgemeente. De keuze voor deze mogelijkheid moet in dit geval in de verkiezingsregeling van de wijkgemeente worden opgenomen. Ook nu is toestemming van het breed moderamen van de classicale vergadering vereist.

De mogelijkheid van verkiezing via dubbeltallen (ord. 3-6-6) kan niet in de vorm van een permanente regeling in de verkiezingsregeling worden opgenomen, omdat die slechts kan worden gevolgd als de gemeente de kerkenraad daartoe uitdrukkelijk heeft gemachtigd voor een periode van ten hoogste zes jaar.