2.4. Invoering van de Werkorde

 

De Werkorde moest als een ontwerpregeling de in het Algemeen Reglement beschreven procedure voor reglementswijzigingen doorlopen.165 Als eerste stap hiertoe werd op 24 april 1944 een buitengewone vergadering van de Algemene Synode bijeengeroepen die na enkele kleine wijzigingen het ontwerp met algemene stemmen aanvaardde en zo de Werkorde in eerste lezing vaststelde.166 De president van de synode prees in


165 Het Algemeen Reglement kan gewijzigd worden aan de hand van de slotbepaling na art. 74 Algemeen Reglement. Hiervoor zijn de consideraties nodig van de Provinciale Kerkbesturen en van de Classicale Vergaderingen en voorts toestemming van tweederde der gezamenlijke leden van de Provinciale Kerkbesturen, nadat deze gehoord hebben de Classicale Besturen in hun ressort.
166 De commissieleden begeleiden de invoering van de Werkorde. Zij nodigen op 24 maart 1944 vertegenwoordigers van richtingen uit om de Werkorde te bespreken en om zo bekendheid aan de materie te geven.

|143|

deze vergadering de ‘geniale gedachte’ om de kwestie van de nieuwe kerkorde in twee etappes te laten geschieden, naar idee van Scholten.167 Emmen, die namens de commissie sprak, kon meedelen dat ‘de spanningen, die er in de commissie waren, zijn opgelost en dat de gehele commissie thans achter het ontwerp en de toelichting staat’.168 Gravemeyer onderstreepte in de synode dat het ontwerp ruimte wil maken voor de Christusheerschappij. Uit de synode kwamen vragen met betrekking tot ‘het idealisme om te denken, dat de Generale Synode straks beter zal kunnen spreken. Nergens staat in de reglementen dat de Algemene Synode niet mag spreken’.169 Verder klonken er bezwaren tegen de ‘geweldige macht van de Algemene Synodale Commissie en vooral haar secretaris in een presbyteriale kerkorde’.170 De Werkorde wordt op dit punt aangepast. Zo zal het uiteindelijk niet de Algemene Synodale Commissie zijn die de benoemingen doet van de adviseurs van de raden, maar zal de Generale Synode deze benoemingen aan zich houden. Ook ziet de synode graag een extra zekerheid ingebouwd door op sommige belangrijke zaken de stemmenverhouding te veranderen van ‘de helft plus één’ naar een tweederde meerderheid. Op deze punten wordt de Werkorde daadwerkelijk gewijzigd, zodat voor de vaststelling van de nieuwe kerkorde in de toekomst een tweederde meerderheid zal moeten zijn. Dezelfde meerderheid is nodig voor besluiten die betrekking hebben op de belijdenisgeschriften.

Zoals gezegd wordt de inhoud en de structuur van de Werkorde in haar hoofdlijnen zowel in eerste lezing als op 26 juli 1944 in tweede lezing door de Algemene Synode met algemene stemmen aangenomen. Het contrast is heel groot met de procedures gedurende de reorganisatiestrijd, waarbij als laatste Ontwerp-1938 het niet haalde en de reorganisatie door onderlinge verdeeldheid in een impasse raakte. De vraag die hierbij opkomt, is hoe het mogelijk is, dat na de betrekkelijk korte periode van zes jaren het ontwerp van de Werkorde in 1944 met algemene stemmen wordt aangenomen. Op deze vraag geven in de synodevergadering van april 1944 twee synodeleden antwoord, die bij beide procedures betrokken waren, zowel als tegenstanders van Ontwerp-1938 en als voorstanders van de Werkorde. Als eerste merkt Gravemeyer op ‘dat de laatste jaren de mooiste van zijn leven waren. Hij heeft meegeleefd met het reorganisatiestreven, maar moest tegen het laatste reorganisatieontwerp (1938) zijn. Daarom verheugt het hem te meer, dat in dit ontwerp vroegere tegenstanders elkaar vonden. Het is nu de vuurproef voor de synode of ze verstaat wat God de laatste vier jaren gedaan heeft. De mogelijkheid van kerkelijk handelen komt in zicht. We moeten ons alleen beklagen, dat zij nu pas komt. Het ontwerp had ook vroeger kunnen komen, maar toen waren we niet bereid. In 1816 heeft de synode onder de Dordtse orde niet de geloofsmoed gevonden te getuigen tegen de antichristelijke machten. Daarom is het een wonder, dat het voor God mogelijk is onder de orde van 1816 het tot een doorbraak te laten komen. Wordt dit ontwerp wet dan stroomt het water door het gat in de dijk. Het bevruchtende werk kan dan in de kerk komen. Ook is het mooie, dat hier geen ontwerp van een partij of groep partijen komt. De commissie wil dienen en daarna zichzelf terugtrekken. Nu wordt de belijdenis niet in het geding gebracht’.171


167 President van de Algemene Synode, P. de Bruijn, Handelingen der buitengewone vergadering van de 129ste gewone vergaderingen van de Algemene Synode der Nederlandse Hervormde Kerk, ten jare 1944, ’s-Gravenhage, 28.
168 E. Emmen, Handelingen der synode 1944, a.w., 29.
169 J.H. Semmelink, Handelingen der synode 1944, a.w., 30.
170 H.J. Honders, Handelingen der synode 1944, a.w., 34.
171 K.H.E. Gravemeyer, Handelingen der synode 1944, a.w., 32.

|144|

Als tweede gaat Boonstra hierop in.172 Hij had graag meer ‘waardering gehoord voor het feit dat de Algemene Synode zo lang bestond en zoveel waardevols conserveerde. Is het daarom niet beter, dat dit synodaal bestel nog wat blijft? In 1938 verzette spreker zich daarom tegen de reorganisatie. Nu gaan er oordelen over de wereld en is er een nieuwe geest gekomen. Nu is spreker daarom van mening, dat men de synode niet meer rustig haar gang kan laten gaan.  Na de oorlog zal men zich aan deze synode niet zoveel meer storen. Daarom is spreker vóór dit ontwerp, al had hij gaarne een kleinere synode gezien. Spreker wil echter de grote synode aanvaarden’. Beide sprekers wijzen op de verandering die zich in de vier oorlogsjaren openbaarde. Beiden duiden dit als een nieuwe geest. Gravemeyer steekt ook de hand in eigen boezem en spreekt van vroegere onwil en partijstrijd. Hij roemt daarentegen dat de Werkorde niet uit één partij afkomstig is.

In de vergadering van 26 juli 1944 stelt de Algemene Synode vervolgens de Werkorde in tweede lezing vast, waarna het wachten is op de aanvaarding door de provinciale kerkbesturen. Eén jaar later, vertraagd door oorlogsomstandigheden, vond de eindstemming plaats. De leden van de provinciale kerkbesturen zouden voor de laatste keer gebruik kunnen maken van hun vetorecht. Met een ongekende meerderheid van 62 tegen 2 stemmen werd de Werkorde aangenomen. In de eerstvolgende vergadering van de Algemene Synode stond secretaris Gravemeyer stil bij deze historische gebeurtenis. Op 3 augustus 1945 verrichtte hij een symbolische daad door de Reglementenbundel van 1816 te bedekken met de Bijbel, waarbij hij de bede uitsprak, dat ‘de Vader van onze Here Jezus Christus door Zijn Heilige Geest zo sterke, dat de Nederlandse Hervormde Kerk als Christus belijdende volkskerk de grote opdracht in samenwerking met andere kerken kan vervullen en de herkerstening van het Nederlandse volk kan ter hand genomen worden’.

De Werkorde bevatte naast de additionele artikelen ook de zogenaamde invoeringsbepalingen, waarin onder andere geregeld werd hoe de Generale Synode bijeen moet komen. Zo bepaalde de Werkorde in invoeringsbepaling 7 dat de Generale Synode haar eerste bijeenkomst zou houden in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, nadat op de voorafgaande dag een bidstond was gehouden te midden van de gemeente van Amsterdam.

In navolging hiervan trad de Werkorde op 20 september 1945 in werking, op grond waarvan op de symbolische datum van 31 oktober 1945 de eerste vergadering van de Generale Synode kon worden gehouden in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. De classicale vergaderingen zonden hun afvaardigden, adviseurs van de raden waren present, maar alvorens de eerste vergadering te beginnen werd op grond van de Werkorde het nieuwe werk voorafgegaan door een bidstond.

Spoedig daarna nam de Generale Synode haar kerkordelijke opdracht ter hand en benoemde op 11 december 1945 de Commissie voor de Kerkorde. Deze commissie, die in hoofdstuk 4 aan de orde komt, zal een nieuwe kerkorde maken ter vervanging van de reglementenbundel.


172 J. Boonstra, Handelingen der synode 1944, a.w., 45.