|103|

Hoofdstuk VI Conclusie.

 

Hierboven is beschreven, dat het bestuurlijke stelsel van de Nederlandse Hervormde Kerk in de periode van 1816 tot en met de Tweede Wereldoorlog de Kerk belemmerde om waarlijk Kerk te zijn met alle gevolgen van dien. Geconstateerd is, dat dit door de volgende twee belangrijke factoren werd veroorzaakt: ten eerste door het Algemeen Reglement van 1816 en ten tweede door de houding van de synode. Tegen het Algemeen Reglement concentreerden de bezwaren zich op drie hoofdzaken: op de onkerkelijke wijze van de totstandkoming, op de hiërarchische en niet-presbyteriale structuur en tenslotte op de geringe plaats van de leer. Tegen de synode bestond het bezwaar, dat zij de Kerk niet of op onkerkelijke wijze regeerde.

Vervolgens is geconstateerd, dat in de Tweede Wereldoorlog zowel de houding van de synode is veranderd als het Algemeen Reglement. De synode zag door omstandigheden haar verantwoordelijkheid om de Kerk te regeren. Hierbij werd wel erg duidelijk, dat het Algemeen Reglement dit haar eigenlijk onmogelijk maakte. Het Algemeen Reglement werd door de werkzaamheden van de Commissie voor beginselen van Kerkorde op zodanige wijze veranderd, dat het de Kerk de mogelijkheid om weer Kerk te zijn terug gaf. De drie hierboven genoemde bezwaren werden weggenomen.

 

Deze bijzondere gang van zaken roept de vraag op waarom dit zo gegaan is. Waarom regeerde de synode de Kerk op een haar onwaardige wijze? Waarom heeft de oorlog zoveel veranderingen kunnen brengen? Waardoor is het de Commissie voor beginselen van Kerkorde wel gelukt de veranderingen in het Algemeen Reglement tot stand te brengen? Bij dit alles komt de vraag aan de orde welke invloed Paul Scholten op deze ontwikkeling heeft gehad.

 

Allereerst komt nu de synode aan de orde. Velen hebben zich afgevraagd waarom de synode in 1816 niet meteen geprotesteerd heeft tegen de invoering van het Algemeen Reglement van overheidswege en waarom haar houding zo slap en ongeestelijk was. Een geestelijke synode had de invoering van het Algemeen Reglement in 1816 misschien tegen kunnen houden. Een synode met een kerkelijke visie had onder het Algemeen Reglement met het povere artikel 9 het latere artikel 11 de problemen in de Kerk wellicht binnen de perken kunnen houden, waardoor het niet op zovele twisten en afscheidingen zou zijn uitgelopen. Het is een moeilijk te beantwoorden vraag. Noordmans170 noemt het iets geheimzinnigs. Hij ziet iets mystieks in de onneembaarheid van dit kerkelijk bolwerk. Mijns inziens heeft het ook met de onwil van de synodeleden te maken. Het feit, dat de synodeleden in de Tweede Wereldoorlog wel konden spreken en getuigen, maakt dat de


[115] 170. Dr. O. Noordmans, Verzamelde Werken, Deel V, 209, Het Reorganisatie-Ontwerp toegelicht.

|104|

conclusie getrokken kan worden, dat zi] eerder niet wilden spreken. Misschien was het de traagheid, die hen al die jaren aangegrepen had171.

 

De oorlog is een zeer belangrijke factor geweest. De vraag dringt zich op wat nu het geweld tussen de volken te maken heeft met het kerkrecht in Nederland. Hierover kan het volgende gezegd worden. De Kerk kwam in de oorlog tot het hernieuwde besef, dat zij in de wereld een taak en opdracht heeft. Zij werd tot nieuw leven gewekt en kreeg kracht om Jezus Naam te belijden en om te spreken tot bezetter, volk en Kerk. Deze oorlog bracht in het nationaal-socialisme een vijand van het christelijk geloof met zich mee. De rassenleer, de Jodenvervolgingen en uiteindelijk het aan banden leggen van het kerkelijke leven in Nederland deden velen de ogen openen voor de werkelijkheid van deze vijand. Dit alles te zamen met de toenemende verdrukking van ons volk deed de Kerk haar verantwoordelijkheid zien om te spreken en op te komen voor de onderdrukten. Deze vijand van buiten de Kerk was voor alle richtingen en partijen in de Kerk tegelijkertijd hun gemeenschappelijke vijand. Hieruit kan de conclusie getrokken worden, dat alle onderlinge twist in verhouding tot deze vijand blijkbaar van minder belang was. Het gevolg hiervan is, dat de meeste partijen voor het eerst de behoefte voelden om ondanks de verschillen toch een brug naar elkaar te slaan.

Een andere belangrijke kwestie in de oorlog werd de vraag naar de tuchtoefening. De kwestie van de tucht was gedurende vele jaren de reden voor twisten, aangezien de tuchtoefening met betrekking tot de leer veel verschil van mening opriep. In de oorlog werd de vraag om tucht toe te passen op nationaal-socialistische predikanten echter zeer dringend.

Door deze twee kwesties stuitte de Kerk in de oorlog op de beperkingen van het Algemeen Reglement. Het Algemeen Reglement gaf de Kerk reglementair geen grond om Jezus Naam te belijden en op te komen voor de onderdrukten. Verder bood het Algemeen Reglement geen uitgewerkte regeling om tucht op predikanten toe te passen. De oorlog bracht hierdoor op een geheel nieuwe wijze de beperkingen van het Algemeen Reglement onder de aandacht.

Vervolgens is de Tweede Wereldoorlog nog op een andere wijze van invloed geweest op de kerkrechtelijke aangelegenheden van de Nederlandse Hervormde Kerk. Door de gevangenneming van predikanten in concentratiekampen en gevangenissen ontmoetten vele predikanten elkaar, die elkaar daarvoor nog niet kenden. Uit deze ontmoetingen konden vele krachten gebundeld worden. Hiervan is de ontmoeting van Gravemeyer met Kraemer een sprekend voorbeeld. Vanuit deze ontmoetingen werd de oprichting van de Urgentie-Raad en de Commissie voor Kerkelijk Overleg gestimuleerd. De oprichting van de Commissie voor beginselen van Kerkorde is hiervan een gevolg. Tenslotte zijn de oorlogsomstandigheden op het verloop van de besprekingen van de commissie


[115] 171. Liedboek voor de Kerken, ’s-Gravenhage, 1973, Gezang 300 vers 4 de laatste regel.

|105|

van invloed geweest. Het feit, dat Scholten door de bezetter is ontheven uit zijn functie van hoogleraar aan de universiteit en dat hij verbannen werd, maakte dat Scholten veel tijd had zich over de kerkrechtelijke aangelegenheden te ontfermen. Het feit, dat de commissievergaderingen in het geheim moesten plaatsvinden en dat er geen persverslagen van de besprekingen konden en mochten worden gemaakt, hadden tot gevolg dat de achterbannen van de verschillende leden zich ook niet met de gang van zaken bemoeiden. Dit had weer tot gevolg, dat de besprekingen in betrekkelijke rust en zonder druk van buitenaf konden plaatsvinden. Dit is van belang geweest voor het slagen van de werkzaamheden van de commissie.

 

De omstandigheden van de tijd zijn dus van doorslaggevend belang geweest voor het slagen van de werkzaamheden van deze commissie, daarom heeft de historische achtergrond hiervan ook zo een belangrijke plaats in de bovenstaande beschrijving gekregen. De gang van zaken in de commissie moet dan ook tegen deze achtergronden worden gelezen.

 

Dan zijn wij nu toe aan de conclusie, die uit de de werkzaamheden van de Commissie voor beginselen van Kerkorde kan worden getrokken. Met name hierbij wordt Paul Scholten zeer belangrijk. Dit is het eigenlijke onderwerp van de scriptie. Mijns inziens zou de commissie zonder de inzet en de visie van Paul Scholten niet ver gekomen zijn. Waaruit bestond de invloed van Paul Scholten op de commissie? Scholten was de voorzitter en als niet-theoloog werd hij door de leden als een min of meer boven de theologische partijen staande figuur beschouwd. Dit kan ook worden geconcludeerd uit het feit, dat Scholten toch als lid van deze commissie werd benoemd, ondanks het feit dat hij wel met eerdere reorganisatiewerkzaamheden te maken heeft gehad.

Naast deze hoedanigheid als voorzitter kan zijn invloed geconcludeerd worden uit een aantal doorslaggevende daden. Ten eerste heeft Scholten door zijn eerste nota de taak van de commissie min of meer gewijzigd. Terwijl de commissie haar taak begon met het bestuderen van de beginselen, heeft Scholten hieraan gekoppeld, dat deze beginselen ook geconcretiseerd mochten worden. Hierdoor is de weg gebaand voor zeer concrete handelingen van de commissie, waaraan het succes van de commissie eigenlijk is te danken. Hierdoor heeft Scholten voorkomen, dat de commissie in een praatcollege is verzand.

Ten tweede is het Scholtens principiële visie geweest, dat het de Kerk moet zijn, die een nieuwe kerkorde maakt en niet de commissie. Hiermee is Scholten doorgedrongen tot de kern van het bezwaar tegen het Algemeen Reglement van 1816. Daarom wilde Scholten, dat de belangrijkste taak van de commissie het regelen van de totstandkoming van een brede synode zou zijn. Hieruit kan een grote inhoudelijke en principiële invloed van Scholten geconcludeerd worden. Deze

|106|

gedachte bestond al voordat Scholten haar in de commissie introduceerde. Nieuw is echter, dat Scholten deze totstandkoming wilde realiseren zonder enige reglementswijziging. Deze gedachte is van doorslaggevend belang geweest voor het succes van de commissie. De keuze voor een regeling voor de totstandkoming van een brede synode, die aan het Algemeen Reglement kan worden toegevoegd, zonder dat het Algemeen Reglement artikel voor artikel behoefde te worden gewijzigd, is de unieke vondst van Scholten te noemen.

Scholtens invloed gaat echter nog verder. Met het bedenken van deze plannen zijn ze immers nog niet geconcretiseerd. Scholten weet mensen te overtuigen van zijn ideeën. Ik zou dit zijn persoonlijke invloed willen noemen. De meeste commissieleden nemen spoedig zijn gedachten over. Drie leden zijn er uiteindelijk niet mee eens. Uit de wijze waarop Scholten hiermee omgaat kan zijn invloed als voorzitter en persoon geconcludeerd worden. Spectaculair is de belangrijke ommekeer van Wagenaar te noemen. Vrij plotseling kondigde hij zijn instemming met Scholten aan. Mijns inziens is dit aan de persoonlijke invloed van Scholten te danken. Bakhuizen van den Brink is de tweede persoon, die het met Scholtens visie niet eens is. Hij weet de andere leden echter niet van zijn visie te overtuigen. Hij heeft zijn lidmaatschap van de commissie opgezegd, omdat hij niet mee wil werken aan de concrete plannen van de commissie. Scholten doet geen enkele poging om hem van dit besluit terug te brengen. Ook hierin zie ik Scholtens invloed op de gang van zaken van de commissie, die meewerken aan de concretisering van zijn ideeën. Tenslotte is Severijn het niet eens met de principiële keuze van de commissie. Het feit dat Severijns ideeën geen steun vinden in de commissie heeft minder met Scholten te maken. Ook bij de andere commissieleden vinden zijn ideeën niet altijd gehoor. Tevens was Severijn op sommige belangrijke momenten afwezig.

Uit de vergaderwijze van Scholten kan afgeleid worden, dat hij vaak snel conclusies trok. Dit gebeurde soms ook als er van echte overeenstemming geen sprake was. Door deze wijze van voorzitten loodste Scholten vele kwesties door de vergaderingen heen. Het is moeilijk hieraan een oordeel te verbinden. Op het eerste gezicht zou volledige overeenstemming beter geweest zijn. Echter gegeven het feit, dat in de commissie zoveel mogelijk partijen en richtingen van de Kerk vertegenwoordigd waren, is deze wijze van voorzitten misschien wel de beste te noemen. In ieder geval kwam het de spoedige voltooiing van de werkzaamheden ten goede.

Scholtens inhoudelijke invloed op het werk van de commissie is vervolgens te concluderen uit de tekst van de door hem opgestelde algemene toelichting. Hierin staan grote tekstgedeelten, die letterlijk zijn terug te vinden in eerder gehouden en geschreven toespraken en artikelen van Scholten. Hier komt onder andere Scholtens visie op het wezen van de Kerk en op de plaats van de belijdenisgeschriften tot uiting. Deze inhoudelijke invloed vindt tenslotte zijn neerslag in de Werkorde.

|107|

Uit het bovenstaande concludeer ik, dat Scholtens invloed op de Commissie voor beginselen van Kerkorde zowel een inhoudelijke als een persoonlijke is geweest.

Tenslotte zie ik in Scholtens visie om de beginselen te concretiseren zijn invloed als jurist op de commissie. Als jurist wist hij geloof en recht te combineren en als rechtsfilosoof huldigde hij het principe, dat men recht en levensbeschouwing niet van elkaar moet scheiden. In de commissie is hij trouw gebleven aan dit principe. Hierdoor wist hij geestelijke zaken om te zetten in regels. Tevens zie ik in zijn verlangen om de beginselen van de commissie in recht om te zetten, zijn gedachten omtrent recht tot uitdrukking komen. Scholten heeft gezegd, dat recht beslissing is, hier en nu, en dat het de vrede beoogt. In de Kerk is dit ook zo. Mijns inziens is dit een achterliggende reden voor deze gedachte.

 

In de Werkorde hebben uiteindelijk de beginselen van de commissie hun neerslag gevonden. De artikelen van de Werkorde werden op zeer kundige wijze door Wagenaar geformuleerd. In de Werkorde werd een einde gemaakt aan de belangrijkste bezwaren tegen het Algemeen Reglement. Met de keuze voor een brede synode, die de nieuwe kerkorde zou vaststellen, werd het de Kerk zelf, die de totstandkoming van de nieuwe kerkorde ter hand nam. Hiermee is het bezwaar tegen de oplegging van het reglement van staatswege weggenomen. Met de keuze voor een brede synode is tevens een einde gekomen aan de heerschappij van het kleine bestuurslichaam aan de top, de Algemene Synode. Nu de brede synode wordt samengesteld uit afgevaardigden van de classes is de structuur van de Kerk een presbyteriale structuur geworden. Hierbij paste de afschaffing van het veto-recht door de leden van de provinciale kerkbesturen. Tenslotte vond het wezen van de Kerk haar reglementaire grondslag in additioneel artikel I van de Werkorde. De uitwerking van de plaats van de leer en de tuchtoefening in de nieuwe kerkorde werden overgelaten aan de Kerk zelf, die bijeen zal zijn in de brede synode. De Werkorde werd met algemene stemmen aangenomen door de synode en uiteindelijk ook door de leden van de provinciale kerkbesturen. Hiermee is gelukkig het juk van het bestuurstelsel van 1816 gebroken en kan er een nieuwe tijd voor de Nederlandse Hervormde Kerk aanbreken.