|46||116|

Aantekeningen

1. In navolging van Ds J. Francke in zijn referaat Artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis (Het ambt der Overheid), Referaten-bundel Congres van Gereformeerden, 30 Maart-1 April 1948, Secr. Broederweg 15, Kampen, spreken we van de „21 woorden”, in 1905 geschrapt. Hierbij dient opgemerkt, dat het aantal geschrapte woorden niet 21, maar 22 is, zo men rekent naar de tekst-editie van Dr J.N. Bakhuizen van den Brink in zijn De Nederlandsche Belijdenisgeschriften, A’dam 1940, blz. 137, en naar de tekst, zoals de Acta der Gen. Syn. v.d. Ger. Kerken in Ned. 1905 deze geven: „om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valschen godsdienst, om (Acta 1905, blz. 81: „en”) het rijk van den antichrist te gronde te werpen” ... I.p.v. „van den antichrist” heeft de authentieke Dordtse tekst echter „des antichrists”. Om deze reden blijven we spreken van de „21 woorden”, zoals ook H. de Wilde, Om de Vrijheid, Oranje-Datheen-Oldebarnevelt, Antirev. Staatkunde, 3-maand. orgaan, 4e kwart. 1927, Kampen, blz. 289-397 (ook als afzonderlijke uitgave verschenen) het voortdurend doet.
2. A.w., blz. 53-148.
3. Advies inzake het gravamen tegen eene zinsnede van Art. 36 der Belijdenis, Bijlage LXXVIII in Acta-1905, blz. 273-315. Dit Advies is opnieuw afgedrukt in: A. Janse, De Verhouding van Christelijke Politiek tot de Wereldsche, Aalten 1933, blz. 87-137. In dit werkje zijn ook opgenomen het Rapport, over vorengenoemd Advies ter Synode uitgebracht, en de officiële tekst van de beslissingen, door de Synode genomen.
Waar de officiële benaming van dit stuk „Advies” is, en het bovendien te onderscheiden valt van het „Rapport”, over dit Advies ter Synode uitgebracht, (vgl. Acta-1905, artt. 151 en 154, en Bijlage LXXIIIa), komt het ons gewenst voor, het stuk aan te duiden met „Advies”, en niet met „Rapport” (met hoofdletter), zoals bijv. Dr K. Schilder („Zelfstandig optreden in de politiek?” artt. in De Reformatie, 22e jrg. nos. 41, 43-46; 19 Juli en 2-23 Aug. 1947) en Ds J. Francke (a.w. passim) doen.
4. A.w., blz. 98-102.
5. A.w., blz. 134.
6. A.w., blz. 97.
7. Bakhuizen van den Brink, a.w., blz. 24; vgl. Dr H.H. Kuyper, De Post-acta of nahandelingen van de Nat. Synode van Dordrecht in 1618 en 1619 gehouden, Amsterdam-Pretoria, blz. 224 v.
8. A.w., blz. 24; vgl. Kuyper, a.w., blz. 346.
9. A.w., blz. 24.
10. Over de interessante, maar nog altijd enigszins duistere geboorte-ure en jeugdjaren van onze Belijdenis willen we niet uitweiden, maar we volstaan met verwijzing naar de volgende werken, die er over spreken: Bakhuizen van den Brink, a.w., en: Jac. Trigland, Kerckelijke Geschiedenissen, Leiden 1650; G. Brandt, Historie der Reformatie en andere Kerkelijke Geschiedenissen in en omtrent de Nederlanden, Amsterdam 1671; Joh. Ens, Kort Historisch Berigt van de Publieke Schriften, Rakende de Leer en Dienst der Nederduytze Kerken van de Vereenigde Nederlanden, Utrecht 1733; Is. le Long, Kort Historisch Verhaal van den eersten oorsprong der Nederlandschen Gereformeerden Kerken onder ’t Kruys, Amsterdam 1751; W. te Water, Tweede Eeuw-getijde van de Geloofs-Belijdenisse der Gereformeerde Kerken van Nederlant, geviert In een Historisch Verhaal, Middelburg 1762;

|47||117|

Dr J.J. van Toorenenbergen, Eene bladzijde uit de Geschiedenis der Nederlandsche Geloofsbelijdenis ter gedachtenisviering bij haar derde eeuwgetijde beschreven en met de oorspronkelijke bescheiden uitgegeven, ’s-Gravenhage 1861; L.A. van Langeraad, Guido de Bray, diss. Zierikzee 1884; Dr L. Knappert, Het ontstaan en de vestiging van het Protestantisme in de Nederlanden, Utrecht 1924; Dr J.C.H. de Pater, De Aanbieding der Nederlandsche Geloofsbelijdenis aan den Koning van Spanje in 1561, ’s-Gravenhage z.j. Uitg. Willem de Zwijgerstichting; Dr W.F. Dankbaar, Hoogtepunten uit het Nederlandsche Calvinisme in de zestiende eeuw, Haarlem 1946.
12. Bakhuizen van den Brink, a.w., blz. 18 v.
13. Knappert, a.w., blz. 322.
14. Dr A. Kuyper in Geschiedenis der Christelijke Kerk in Nederland in tafereelen, door B. ter Haar en W. Moll, met medewerking van velen, Amsterdam 1869, 2e dl., blz. 109.
15. Bakhuizen van den Brink, a.w., blz. 14.
16. Knappert, t.a.p.; Bakhuizen van den Brink, t.a.p.
17. Bakhuizen van den Brink, a.w., blz. 15.
18. idem, a.w., blz. 16; van denzelfden auteur: Quelques notes sur l’histoire de la confession des Pays-Bas en 1561 et en 1566, art. in: Bulletin de la comm. de l’histoire des églises Wallones, IVe serie, 12e livraison, Leyde 1941.
19. Dr F.J. Los, Tekst en Toelichting van de Geloofsbelijdenis der Nederlandsche Hervormde Kerk, Utrecht 1929, blz. 49 noot 1.
20. Bakhuizen van den Brink, a.w., blz. 19.
21. Knappert, a.w., blz. 325.
22. Los, a.w., blz. 32.
23. Belijdenisse des gheloofs der Kercken Iesu Christi in de Nederlanden nae de suyverheyt des Evangelij Ghereformeert. Nu nieuwelick Herdruckt ende met de beste Copiën vandan Jare 1566 trouwelick vergeleken, uyt last ende ordinantie des Provincialen Synodi van Zeelandt, Middelburgh. Bij Richard Schilders, Drucker der Heeren Staten van Zeelandt. Anno 1611.
24. Leere ende Order der Nederlandsche, soo Duytsche als Walsche Ghereformeerder Kercken: in twee delen onderscheijden: waer van het eerste begrijpt, Corpus doctrinae, d.i. de publijcke, of opentlijcke ende alghemeyne schriften de syvere leere aengaende, van den beginne der Reformatie enz. tsamen als in één lichaam vervat: door Anth. Thysius, Amsterdam 1615.
25. Dr J.J. van Toorenenbergen, De Confessioneele Praktijk van de Vaders en Grondleggers der Nederlandsche Hervormde Kerk, 1561-1619, blz. 59, noot 2.
26. Dr A. Kuyper, Ons Program, 1e dr. (met Bijlagen), Amsterdam 1879, blz. 1138 v. De Bijlage, hier geciteerd, is een artikel in De Heraut van 26 Jan. 1879. Met nadruk verwijzen wij den belangstellenden lezer naar deze en de volgende Bijlagen in Ons Program, die getiteld zijn Artikel 36 der Gereformeerde belijdenis, en die zonder twijfel den Rapporteur van 1905, Dr H.H. Kuyper, als bron en handleiding hebben gediend. Het zijn overdrukken van artt. in De Heraut van 26 Jan., 2, 9, 16 en 23 Febr. 1879. Beperkte plaatsruimte maakt tot onze spijt uitvoerige citering hier niet mogelijk.
27. Dr J.Th. de Visser, Kerk en Staat, dl. II, Leiden 1926, blz. 136.
28. Los, a.w., blz. 311.
29. Dr H. Visscher, De Staatkundige Beginselen der Nederlandsche Geloofsbelijdenis, Huizen 1939, blz. 143.

|48||118|

30. Dr H.H. Kuyper, art. in De Heraut no. 2612 (12 Febr. 1928).
31. We wijzen nog op Knappert, a.w., blz. 325 noot 3, die zelf bovendien nog Fruin citeert, Versp. Geschr. I, blz. 401. Voorts wijzen we op Dr J. Severijn, Artikel 36 van de Ned. Geloofsbelijdenis: Overheid en Kerkedienst, artt. in Antirev. Staatkunde, 3-maand. org., 1e jrg. Kampen 1924/25, blz. 328, en op het verslag van een rede van Ds C. van der Zaal over Art. 36, in De Heraut no 3071 (29 Nov. 1936).
31a. Voor de ontwikkeling in deze jaren van de idee der politieke tolerantie i.v.m. de toenmalige gebeurtenissen, zie men de in de aantekeningen 27 en 72 genoemde werken.
Ook het nadruk leggen op de dienst der kerk, het ministerium, is gezien de situatie in de dagen van de Antwerpse Synode alleszins verklaarbaar. De Synode vond plaats in Juli of Aug. 1566, en niet in Mei, zoals Junius ten onrechte heeft vermeld (van Langeraad, a.w., blz. 137 v.v.; Bakhuizen van den Brink, a.w., blz. 15). Enkele weken voordien waren de kerken in de Zuid. Nederlanden aangevangen met de openbare prediking. Einde Mei zag daarvan het begin; in Antwerpen zelf geschiedde de prediking in publiek voor het eerst de 13e Juni (Brandt, a.w., dl. I, blz. 303 v.v.; Knappert, a.w., blz. 385; Reitsma-Lindeboom, a.w., blz. 152). Deze openbare prediking was de reactie van de kerken op de weigering van Margaretha, toe te geven aan de door de edelen kenbaar gemaakte wens tot opheffing van de placcaten. Nog in April in Mei werden verscheidene Hervormden om hun geloof gevangen gezet, en enigen verbrand (Mr Groen van Prinsterer, Handboek der Geschiedenis van het Vaderland, 8e dr., Baarn 1928, blz. 119). Op 3 Juni kondigde Margaretha een nieuw godsdienstplaccaat af, waarbij alle ongeoorloofde samenkomsten en de prediking, strijdig met het R.-Katholieke geloof, werden verboden. Rechtstreeks hiertegen in neemt de Antwerpse Synode het besluit, dat overal de openbare prediking moet worden ingevoerd. Uit de Apologie van Marnix hand, in die dagen verschenen, blijkt dat de Synode op deze wijze Margaretha heeft willen dwingen tot afkondiging van de religievrede; met verzachting of afschaffing der placcaten en der inquisitie alleen waren de kerken niet gebaat. Door de uitvoering van dit besluit door de kerken in Vlaanderen, en daarna ook in de Noord. Nederlanden, raakte de Landvoogdes inderdaad in grote verlegenheid. Zeer verstoord is ze op de edelen, daar ze gelooft dat deze de onderdanen tot de openbare prediking en verzet hebben opgeruid. Deze beschuldiging zit de edelen dwars; zij plegen overleg, op welke wijze ze hun onschuld kunnen tonen, en het volk tot rust brengen. Vier vertegenwoordigers van hen — Brederode, Lodewijk van Nassau, Culemborg en Van den Berg — besluiten enige gemeenteleden en predikanten, die tot het besluit van de Synode hadden meegewerkt, voor zich te doen verschijnen; zij eisen van hen de volstrekte staking van alle openlijke Woorddienst, totdat het antwoord van den Koning op het Smeekschrift zal zijn gekomen. De adel zal geweld gebruiken, zo de eis niet ingewilligd wordt, — een bedreiging die de Synode geenszins heeft geïntimideerd. De edelen zijn dus geneigd de prediking te beletten en tegen te staan. Wanneer na korte tijd een tweede Smeekschrift door hen wordt ingediend bij Margaretha, dan is dat één uitgebreide apologie ten bewijs van eigen onschuld.
In deze zelfde dagen pleegt in Spanje Filips II overleg. Hij neemt een besluit, dat o.m. tot inhoud heeft, dat de prediking der Calvinisten aanstonds moet beëindigd worden. Niet zonder aanleiding en reden hebben onze Vaderen in 1566 besloten nadruk te leggen op het

|49||119|

ministerium, meer dan in de oorspronkelijke tekst het geval was!
Voor de juistgenoemde gebeurtenissen zie men: Marnix’ Vraye Narration et apologie des choyes passées au Pays-Bas, touchant le fait de la religion de l’an 1566, in: Dr J.J. van Toorenenbergen, Ph. van Marnix van St. Aldegonde, Godsd. en kerkelijke Geschriften, ’s-Gravenhage 1871, dl. I, blz. 53 v.v.; P.J. Blok, Apologie van Lodewijk van Nassau, in: Bijdr. en Meded. van het Hist. Genootschap, 8e dl., blz. 229 v.v.; idem, Geschiedenis van het Nederlandsche Volk, 3e dl., Groningen 1896, blz. 47 v.v.; de Pater, De Geref. Geloofsbelijdenis en de Religievrede, t.a.p; Dankbaar, a.w., blz. 49 v.
32. de Visser, a.w., blz. 136; vgl. het van hem gegeven citaat. Op gelijke wijze blijkt Dr A. Kuyper de tekst te lezen, Ons Program, 1e dr., blz. 1138.
33. Los, a.w., blz. 311.
34. Dr J.J. van Toorenenbergen, Eene Bladzijde uit de Geschiedenis der Nederlandsche Geloofsbelijdenis, 1561-1861, ’s-Gravenhage 1861, blz. CXV. Zie ook Dr H.H. Kuyper in De Heraut no. 3029 (9 Febr. 1936).
35. A.C. Oudemans Sr. geeft in zijn Bijdrage tot een Middel- en Oudnederlandsch Woordenboek, Arnhem 1870, van het woord „bedwinghen” deze betekenissen: 1. dwingen, noodzaken; 2. beheerschen, overheerschen; 3. besluiten, insluiten.
Het Middelnederlandsche Woordenboek van Dr E. Verwijs en Dr J. Verdam vermeldt s.v. „bedwingen”: 1. dwingen, noodzaken; 2. beheerschen, overheerschen, overweldigen, onderwerpen (ook figuurlijk); 3. met het voorzetsel „van” verbonden: verhinderen verder te gaan met, terugbrengen van.
In zijn Middelnederlands Handwoordenboek, ’s-Gravenhage 1932 geeft Dr J. Verdam van het woord deze betekenissen: 1. dwingen; 2. oproepen, dagvaardigen, noodzaken te komen; 3. beheerschen, overheerschen, overweldigen, onderwerpen; 4. belemmeren.
36. Men zie Dr C.G.N. de Vooys, Geschiedenis van de Nederlandsche taal in hoofdtrekken geschetst, 4e dr., Groningen 1946.
37. Godefroy, Dictionnaire de l’Ancienne Langue Française et de tous ses Dialects du IX au XV Siècle, Paris 1902, „reprimer”: 1. contenir (ce qui est excessif); 2. arrêter l’accomplissement, le progrès de”.
E. Littré, Dictionnaire de la Langue Française, Librarie Hachette, Paris 1889: „réprimer”: „1. arrêter l’effet, le progrès d’une chose; 2. contenir, ne pas laisser paraître au dehors; 3. empêcher de mal faire par la menace ou le châtiment”.
Dictionnaire de l’Académie Française, 8 ed.., Librairie Hachette, 1935: „réprimer”: „Arrêter l’action, le progrès de quelque chose”.
38. Visscher, a.w., blz. 153.
39. Kuyper, Post-acta, blz. 66 v.
40. Voor de bestrijding van deze regel zie men ook: A. Janse, Dogmatiek als wetenschap en haar wijsgeerige motieven, in: C.P. Boodt e.a., De Reformatie van het Calvinistisch Denken, ’s-Gravenhage 1939, blz. 120-157 (vooral 134 v.v.), waarin belangrijke Ansätze voor de regel van Ds Francke te vinden zijn. Voorts zie men: Dr J. Waterink, De interpretatie van de belijdenis, artt. in Calv. Weekbl., 5e jrg. nos. 21-28; en: Dr K. Schilder, Een Alarmkreet, artt. in De Ref., 20e jrg. nos. 16 en 17.
41. Acta-1905, blz. 273, 277 v.
42. Dr A. Kuyper, De Gemeene Gratie dl. III, 4e dr., Kampen z.j. blz. 99. „Deze studiën plaatste Dr Kuyper oorspronkelijk in De Heraut van

|50||120|

1 Sept. 1895-14 Juli 1901” (Dr J.C. Rullmann, Kuyper-Bibliografie dl. III (1891-1932), Kampen 1940, blz. 251). Voor Kuyper’s verdediging van de historische interpretatie-methode van de Belijdenis: L. Praamsma, Abraham Kuyper als Kerkhistoricus, diss. V.U., Kampen 1945, blz. 87-99. Men zie ook wat Kuyper over deze uitleg-methode opmerkte aan het adres van Prof. S. van Velzen in De Heraut no. 334 (18 Mei 1884).
Tot staving van deze methode wijst het Advies van 1905 op Dr Ph. Schaff, „de uitnemende kenner der symbolen”, die een uitlegging an een aan art. 36 gelijke plaats in haar Confessie door de Vrije Kerk van Schotland op 1 Juni 1846, niet ten onrechte als onjuist zou hebben afgekeurd (Acta-1905, blz. 278 v.).
Uit niets blijkt evenwel dat Dr Schaff een voorstander is van de door de Drs A. en H.H. Kuyper gepropageerde wijze van Belijdenisverklaring. De door het Advies geciteerde uitlegging van de Vrije Kerk van Schotland wordt door Dr Schaff aangehaald in een noot. Daarin zegt hij slechts: „The Free Church of Scotland meets the difficulty by a questionable exegesis, declaring ....”. Ook laat hij volgen: „The Presbyterian Churches in the United States have taken the more frank and effective course of an entire reconstruction of those chapters”. Van enige veroordeling van een andere uitleg-wijze dan de „historische” blijkt bij Dr Schaff niets. (Philip Schaff, The Creeds of Christendom, with a History and Critical Notes, 3. ed. New-York 1881, pag. 800).
43. Schilder, a.w.
44. Francke, a.w.
45. Acta-1905, blz. 290, 297 v.
46. Ibidem, blz. 281-293.
47. Ibidem, blz. 310.
48. Ibidem, blz. 303, 314.
49. Ibidem, blz. 314: „Door de bedoelde woorden te schrappen...... verklaart de Synode alleen, dat zij zulk een optreden van de overheid met straf en dwang niet conform den Woorde Gods acht. En wat de taak der overheid betreft om met geestelijke wapenen d.w.z. door de prediking des Woords enz. tegen de afgoderij en den valschen godsdienst op te treden, zoo ligt dit reeds voldoende uitgedrukt in de woorden, die onveranderd in de Confessie blijven staan, dat de overheid „het Koninkrik van Christus Jezus heeft te doen vorderen en overal het Woord des Evangelies heeft te doen prediken”. Alleen met deze geestelijke wapenen behoort de Overheid de afgoderij en den valschen godsdienst te bestrijden en te wederstaan”.
Uit dee woorden blijkt op duidelijke wijze, dat volgens het Advies de niet-geschrapte uitdrukkingen geen straf en dwang van Overheidswege inhouden, maar een strijd met geestelijke wapenen impliceren.
50. Het citaat is uit De Heraut no. 2612 (12 Febr. 1928).
Men zie voor deze serie De Heraut, nos. 2599-2632 (13 Nov. 1927-1 Juli 1928). Men zie ook van dezen auteur de serie artt., in De Heraut verschenen n.a.v. de opvattingen over art. 36 van Dr H. Visscher, nos. 3025-3039 (12 Jan. 1936-19 April 1936). Ook raadplege men de nos. 3046, 3071 en 3072 (resp. van 7 Juni, 29 Nov. en 6 Dec. 1936).
50. Dr H.H. Kuyper, De Heraut nos. 2615 en 2616 (4 en 11 Maart 1928).
51. zie Acta-1905 blz. 273, 276.
52. Visscher, a.w., blz. 153: „Zoo doet nu ook de Belijdenis, wanneer zij

|51||121|

als eerste taak der Overheid ons voorstelt de handhaving der rechtsorde en de middelen aangeeft, die haar daarbij ten dienste staan.”
53. Los, a.w., blz. 310.
54. Franck’s Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal, 2e dr. door Dr N. van Wijk, met suppl. van Dr C.B. van Haeringen, ’s-Gravenhage 1936.
55. De Drie Formulieren van Eenigheid, uitgegeven voor kerkelijk gebruik door Dr A. Kuyper, 37e dr., Kampen z.j., blz. 34 noot 2.
56. Dr H.H. Kuyper, De Heraut no. 3028 (2 Febr. 1936). Vgl. J.V. Rijpperda Wierdsma, Over het woord „Politie”, in: Rechtshistorische opstellen, aangeboden aan A.S. de Blécourt, Groningen-Batavia, 1939, blz. 157 v.v. De auteur merkt op, dat het woord „politie” in de ruimste zin betekende: de staatsregering, het burgerlijk bestuur, tegenover het kerkelijk bestuur. „Politie” en „religie” werden aldus tegengestelde begrippen. „Deze tegenstelling politie-religie werd ten onzent vooral gedurende de zeventiende eeuw dikwijls gemaakt, zooals b.v. blijkt uit den bekenden titel van commissarissen-politiek bij de synode” (blz. 158).
57. idem, De Heraut no. 2615 (4 Maart 1928).
58. idem, De Heraut no. 2612 (12 Febr. 1928).
59. Acta-1905, blz. 277 v.
60. Joh. Jansen, Korte Verklaring van de Kerkenordening, Kampen 1923, blz. 129.
61. Schilder, De Reformatie, 22e jaarg. no. 43 (2 Aug. 1947).
62. Acta-1905, blz. 314.
63. Schilder, ibidem.
64. Acta-1905, blz. 314.
65. Acta-1905, blz. 276: „Blijkens de officieele verklaring door de bezwaarde broeders afgelegd, geldt dit gravamen niet artikel 36 in zijn geheel; ok niet wat in dit artikel gezegd wordt over den plicht der Overheid, „om de hand te doen houden aan den heiligen kerkedienst, het Koninkrijk van Christus Jezus te doen vordern en het Woord des Evangelies overal te doen prediken””.
66. Men zie de critiek van Prof. Schilder en Ds Francke.
67. Visscher, a.w., blz. 153v.
68. Naast de beide lijvige delen over de tachtigjarige oorlog, van zijn hand verschenen in het onder redactie van Dr H. Brugmans staande werk Geschiedenis van Nederland (deel III en IV, Amsterdam 1936), noemen we van hem in dit verband: De religie als factor bij de vorming van den Nederlandschen Staat, in Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, verz. en uitgeg. door Dr N. Japikse, 7e reeks, 8e dl., ’s-Gravenhage 1937 blz. 104-128; vgl. in hetzelfde deel ook het artikel van Dr P. Geyl en het naschrift van Dr de P. er bij, blz. 229-234; Het godsdienstig element in den opstand tegen Spanje, eveneens in genoemde Bijdragen 8e reeks, 2e dl., 1941, blz. 158-170; De godsdienstige verdraagzaamheid bij Marnix van St. Aldegonde, in Antirevolutionaire Staatkunde, 3 maand. orgaan, 1938, 1e kwart., blz. 1-45; De Gereformeerde Geloofsbelijdenis en de Religievrede in de eerste phase van het verzet tegen Spanje, in hetzelfde orgaan, 1940, 3e kwartaal, blz. 193-226; De aanbieding van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis aan den Koning van Spanje in 1561, uitg. Willem de Zwijgerstichting, ’s-Gravenhage z.j.; bij dezelfde uitgeverij eveneens: Nederland-Vlaanderen. De scheiding in de 16e eeuw historisch belicht; De kern van onze Nationale gedachte; De opkomst en de ondergang van het Calvinisme in de stad Doornik. Voor Dr de P’s

|52||122|

opvatting van de religie als natievormende factor zie men ook: Dr J. Romein, In opdracht van de Tijd. Tien voordrachten over historische thema’s, Amsterdam 1946, blz. 92.
69. Van Toorenenbergen, Eene Bladzijde enz. Hierin zijn opgenomen de Confession de Foy (1561), de Libellus Supplex (1566), de Oratio Ecclesiarum Christi (1566) en de vertalingen van beide laatste geschriften: de Smeekbrief en het Vertoogh der Kerken Christi.
70. de Pater, De Aanbieding enz., blz. 30.
71. van Toorenenbergen, Eene Bladzijde enz. blz. CXXIX.
72. Dr H.A. Enno van Gelder, Vrijheid en Onvrijheid in de Republiek, Geschiedenis der Vrijheid van Drukpers en Godsdienst van 1572 tot 1798, dl. I, Haarlem 1947. Men zie in het bijzonder Hoofdstuk IX: Gedachten over tolerantie en intolerantie bij Calvinisten, blz. 201-219. Men zij hier ook verwezen naar de reeds genoemde publicaties van Dr de Pater.
Het werkje van H. de Wilde, Om de Vrijheid is, ofschoon het oriënteert inz. de hoofdtrekken van de verschillende standpunten onder de Calvinisten, o.i. uit wetenschappelijk oogpunt niet sterk, wijl het onvolledig en hier en daar onnauwkeurig is.
Ds Francke biedt in zijn referaat (blz. 104-107) een resumé van het opstel van Dr A.A. van Schelven, De opkomst van de idee der politieke tolerantie in de 16e eeuwsche Nederlanden. Dit opstel is opgenomen in de bundel Uit de strijd der geesten. Historische nasporingen door Dr A.A. van Schelven, Amsterdam 1944, blz. 9-71.
Hier zij geattendeerd op de critiek, door Dr de Pater op deze verhandeling geleverd in zijn opstel Het godsdienstig element in den opstand tegen Spanje, a.w., blz. 162 noot 2:
„In het hiervoor ... aangehaalde artikel in Tijdschrift voor Geschiedenis wordt m.i. de brief van Beza niet fijn genoeg geanalyseerd. Daardoor wordt in het artikel ten onrechte geconcludeerd, dat de Nederlandsche beweging voor tolerantie zich ontwikkeld heeft in voortdurende polemiek met Genève. Marnix b.v. is altijd blijven vasthouden aan het hier ontwikkelde standpunt van Beza: Religievrijheid voor de Calvinisten en voor de „zoogenaamde Katholieken”, maar nooit voor de Wederdoopers”.
Conform hieraan schrijft Dr de Pater in zijn art. De Geref. Geloofsbel. en de Religievrede, t.a.p. blz. 199: „Het standpunt van Genève is niet, zooals men heeft gemeend, een verwerping van den religievrede zonder meer, maar alleen van toelating van buitenkerkelijke secten, die wij kortweg samenvatten onder den naam Wederdoopers. Hij (Beza) staat dus vierkant tegenover de Politieken van het slag van Willem van Oranje, maar aanvaardt den uitweg, dien de Calvinisten hier reeds zelf hadden gezocht.”
73. I.A. Diepenhorst, Historisch-critische Bijdrage tot de leer van den Christelijken Staat, diss. V.U., Amsterdam 1943.
74. C. Smeenk, Onze Volksvrijheden. De hoofdbeginselen der Nederlandsche Grondwet, Kampen 1947 v. blz. 429, 131.
75. Zie voor dit citaat, en voor de volgende citaten Diepenhorst, a.w., blz. 292 v.
76. Aldus Prof. Schilder in een uiteenzetting over het onderscheid zwaard-zwaardrecht, in De Reformatie, 22e jaarg. no. 44 (9 Aug. 1947).
77. Diepenhorst, a.w., blz. 293 noot 1.
78. Acta-1905, blz. 293.
79. Smeenk, a.w., blz. 431.
80. Acta-1905, blz. 279.

|53||123|

81. Francke, a.w., blz. 97.
82. Dr A.G. Honig, Gereformeerde Dogmatiek, Kampen 1938, blz. 33 v.
83. Visscher, a.w., blz. 154.
84. Aldus Ds T. Bos in De Vrije Kerk, 22e jaarg., Leiden 1896, blz. 136.
85. Dr H.H. Kuyper, De Heraut no. 2612 (12 Febr. 1928).
86. Prof. B. Holwerda, De Crisis van het Gezag, Uitg. Ned. Bond van (vrijgem.) Jongelingsverenigingen op G.G. in samenwerking met de Hendrik de Cockstichting te Groningen, 1947.
87. Holwerda, a.w., blz. 8 v.