II. Bijzondere bepalingen.

Hoofdstuk II.
Het kerkelijk Bestuur over meer Gemeenten te zamen.

Tweede afdeeling.
Het Classicaal Bestuur.

1) Bij tijdelijke ontstentenis wordt de Praeses vervangen door den Assessor, de Assessor door het lid met den langsten onafgebroken zittingstijd 2), de Scriba door den secundus-Scriba.
Bij tusschentijdsche aftreding worden zij door dezen opgevolgd.
De tusschentijds opgetreden Praeses, Assessor en Scriba bekleeden deze functies voor den duur van hun zittingstijd, tenzij vóór hun optreden reeds een ander voor hun functies was benoemd. In zulke gevallen wordt gehandeld als bij tijdelijke ontstentenis. 3)


1) Het gewijzigde art. 47 is in werking getreden 1 Januari 1934. Hand. 1932 bl. 102, 154-156, 243;  1933 bl. 172-175, 284.
De vroegere redactie van art. 47 kon aanleiding geven tot een zonderlingen toestand. Indien een der genoemde functionarissen, die periodiek moest aftreden, door de Classicale Vergadering in Juni niet werd herkozen, maar door een ander vervangen en dan vóór 1 Januari aftrad, zouden er op 1 Januari twee personen kunnen geweest zijn, die recht hadden op denzelfden zetel. De wijziging, welke tevens vereenvoudiging van redactie was, bedoelde dit dwaze geval te voorkomen. Zie aanteekening 4 bij art. 6.
2) Niet de secundus van den Praeses vervangt in dit geval den Praeses, maar de Assessor. De secundus van den Praeses treedt op als gewoon lid.
3) Zijn er twee leden tegelijkertijd als lid opgetreden, dan moet, volgens de voorlichting der Syn. Com. (Bijl. B. 1897 bl. 207-208; Hand. bl. 60), dat lid als het oudste beschouwd worden, dat het eerst door de Class. Verg. benoemd is.