I. Algemeene Bepalingen.

Geene algemeen verbindende reglementen, of veranderingen in de bestaande, kunnen worden vastgesteld dan door de Synode. 1)
Geene bijzondere reglementen voor provinciale ressorten, of veranderingen daarin, kunnen in werking worden gebracht, dan door de Provinciale Kerkbesturen, na de goedkeuring der Synode te hebben ontvangen;
geene bijzondere reglementen voor classicale ressorten, of veranderingen daarin, dan door de Classicale Besturen, na de goedkeuring der Provinciale Kerkbesturen te hebben erlangd; 2)
geene bijzondere reglementen voor de ringen, of veranderingen daarin, dan door de ringsvergaderingen, na de goedkeuring van de Classicale Besturen te hebben ontvangen.
Deze goedkeuring van een hooger Bestuur mag niet geweigerd worden, tenzij het blijken mocht, dat de bijzondere reglementen met de algemeene in strijd zijn.
Dispensatie kan alleen gegeven worden van die bepalingen, welke uitdrukkelijk bij de reglementen zijn aangewezen, en op de wijze daarbij voorgeschreven.


1) T.w. zooals in art. 62 Alg. Regl. is beschreven.
2) Hieronder vallen niet de huishoudelijke reglementen voor Classicale vergaderingen, die alsnog geene goedkeuring noodig hebben. Hand. 1852, bl. 213.